Lokale heffingen

Beleid

Terug naar navigatie - Beleid

Bij het heffen en invorderen van belastingen zijn we onder meer gebonden aan:

  • de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR);
  • de Algemene wet bestuursrecht (Awb), (inclusief de algemene beginselen van behoorlijk bestuur);
  • de Invorderingswet 1990;
  • de Gemeentewet;
  • diverse Uitvoeringsbesluiten.

De wet geeft duidelijke kaders aan voor de heffing, invordering en kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. Het maken van uitzonderingen op de regels uit de wetgeving is niet toegestaan, dit om rechtsongelijkheid voor de burger te voorkomen.

Het tarievenbeleid is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • Geen algemene lastenstijging. De gemiddelde lasten voor de inwoners mogen niet meer toenemen dan de inflatiecorrectie. Lastenverzwaring voor inwoners blijft achterwege en indien enigszins mogelijk zullen we gemeentelijke belastingen, tarieven, heffingen en/of leges verlagen.
  • Streven naar kostendekkendheid in de tariefstelling voor leges en retributies.
  • Het profijtbeginsel bij de overige heffingen hanteren.

In overeenstemming met de beleidsuitgangspunten, bepaald in de Kadernota, worden de tarieven voor 2023 als volgt aangepast:

  • Voor de OZB zijn de tarieven verlaagd om de waardeontwikkeling te compenseren. Daarna wordt voorgesteld om een inflatiecorrectie van 2,2% toe te passen.
  • Leges en tarieven worden verhoogd met de inflatiecorrectie (2,2%).
  • De tarieven voor de rioolheffing zijn gebaseerd op 100% kostendekkendheid waarbij rekening is gehouden met een zo reëel mogelijke inschatting van zowel de baten- als de lastenontwikkeling binnen het meerjarenperspectief 2023-2026. Het tarief voor de rioolheffing is gebaseerd op het verbreed Gemeentelijk RioleringsPlan 2016 (vGRP). Het streven is om in 2023 het nieuwe GRP vast te stellen.
  • De tarieven voor de afvalstoffenheffing zijn verhoogd met 12,2%. Deze stijging wordt in deze paragraaf onder afvalstoffenheffing nader toegelicht.

Onroerendezaakbelastingen (OZB)

Terug naar navigatie - Onroerendezaakbelastingen (OZB)

We heffen op grond van artikel 220 van de Gemeentewet twee directe belastingen op de onroerende zaken die binnen de gemeente liggen, de zogenaamde onroerendezaakbelastingen:

  • Een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak (die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom) bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;
  • Een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

De hoogte van de OZB is afgeleid van de WOZ-waarde (een percentage). Jaarlijks worden nieuwe WOZ-waarden vastgesteld. De aanslagen zijn gebaseerd op de WOZ-waarden met een waardepeildatum die 1 jaar voorafgaand aan het belastingjaar ligt.

De maximaal verwachte opbrengst OZB wordt als percentage van de totale WOZ-waarden (rekening houdend met areaaluitbreiding en waardestijging) van alle onroerende zaken in Son en Breugel uitgedrukt. Dit percentage is bepalend voor de hoogte van elke individuele aanslag OZB.

De tarieven voor 2023 zijn bijgesteld aan de hand van de ontwikkeling van de nieuwe WOZ-waarden zodat er sprake is van een gelijkblijvend niveau van de opbrengst onroerendezaakbelastingen, exclusief de areaaluitbreiding en de tariefaanpassing. Het voorstel voor vaststelling van de tarieven wordt tegelijk met de begroting aangeboden aan de raad.

De inschatting van de totale WOZ-waarde voor 2023 (voorlopige stand per 1 september 2022) is ten opzichte van de werkelijke WOZ-waarde over 2022 als volgt:

Omschrijving 2022 2023
Totale waarde woningen 3.002.800.000 3.426.800.000
Totale waarde niet-woningen 690.000.000 711.000.000

De belastingcapaciteit heeft een relatie met de inkomsten die een gemeente ontvangt via het gemeentefonds. Hoeveel geld een individuele gemeente uit het gemeentefonds krijgt, hangt namelijk af van de kenmerken en de belastingcapaciteit van de gemeente. De belastingcapaciteit geeft aan hoeveel belasting een gemeente jaarlijks kan innen. Het aandeel van een gemeente in het gemeentefonds is kleiner naarmate het vermogen om belastingen te heffen groter is. Het gaat hier om de WOZ-waarde van onroerende zaken in de gemeente, berekend tegen een voor alle gemeenten gelijk tarief.

In onderstaande tabel geven we de korting op het gemeentefonds weer ten opzichte van werkelijke opbrengst. We doen dit op basis van de waarde 1-1-2022 omdat dit de laatst vastgestelde waarde is.

Belastingsoort Waarde Ons tarief Opbrengst Kortingstarief Korting Saldo
OZB eigenaren woningen 3.002.800.000 0,0841% 2.525.355 0,06704% 2.013.077 512.278
OZB gebruikers niet-woningen 675.000.000 0,1623% 1.095.525 0,09205% 621.338 474.188
OZB eigenaren niet-woningen 690.000.000 0,1969% 1.358.610 0,11417% 787.773 570.837
4.979.490 3.422.188 1.557.302

 

De ramingen voor de baten OZB 2023 zijn als volgt:

 

Omschrijving 2023
Eigenaren woning 2.578.700,-
Eigenaren niet-woning 1.377.200,-
Gebruikers niet-woning 966.300,-

Afvalstoffenheffing

Terug naar navigatie - Afvalstoffenheffing

De gemeente is verplicht om huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen. Op grond van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer wordt afvalstoffenheffing geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel waarvoor de gemeente verplicht is huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen.

 

In een Circulaire Economie, waarin waardevolle grondstoffen steeds opnieuw worden hergebruikt voor nieuwe producten, streven we naar een afvalloze samenleving. In het door het college op 15 mei 2012 vastgestelde Manifest voor een afvalloze samenleving was onze ambitie gericht op 95% hergebruik in het jaar 2020. De ambitie hebben we niet gehaald. Voor 2020 lag de realisatie op +/- 6.6% voor de Milieustraat en 25% voor de huis-aan-huisinzameling. Circa 115 kg restafval per inwoner. Voor 2023 gaan we in gesprek over het serviceniveau in relatie tot onze doelen en de bijbehorende kosten. 


De afvalstoffenheffing stijgt voor een meerpersoonshuishouden met € 35,52 per jaar van € 290,28 naar € 325,80. Voor de begroting van 2022 heeft de gemeenteraad via een amendement de kostenstijging van  € 59,- p.j.  niet doorberekend in de afvalstoffenheffing. Het college vangt de kostenstijging van 2022 in 2023 deels op via de algemene middelen.  Ongeveer de helft van de kostenstijging wordt doorberekend in de afvalstoffenheffing van 2023. De overige € 29,- vangt het college op via de algemene middelen. De kostenstijging van 2023 t.o.v. 2022 is € 5,- p.j. per meerpersoonshuishouden (1,4%), ondanks de hoge inflatie op diesel- en olieproducten, zoals vuilniszakken en minicontainers, etc, en een verbetering van de arbeidsmarktpositie van inzamelaars. 


Als gevolg van deze ontwikkelingen stijgen de tarieven voor de afvalstoffenheffing in 2023 met 12,2%.

Rioolheffing

Terug naar navigatie - Rioolheffing

Op grond van artikel 229 van de Gemeentewet wordt een rioolheffing geheven. In de raadsvergadering van 7 februari 2019 heeft de gemeenteraad besloten om vanaf 1 januari 2020 de rioolheffing te gaan differentiëren. De differentiatie bestaat uit een afvalwater- en hemelwatercomponent. De afvalwaterheffing is een gebruikersheffing. De hemelwaterheffing is een eigenarenheffing. De hemelwaterheffing wordt een heffing met een vast bedrag van € 50 voor de komende 10 jaren. Doel van de differentiatie van de rioolheffing en het invoeren van de hemelwaterheffing is om bewoners en bedrijven mee te laten werken aan het klimaatbestendig maken van hun omgeving en goed gedrag te belonen in de vorm van een financieel voordeel.

De rioolheffing bestaat vanaf 2020 uit een eigenarenheffing en een gebruikersheffing:

  1. Een vast bedrag voor afvalwater voor de gebruikers van percelen (woningen).
  2. Een gestaffeld bedrag voor afvalwater voor de gebruikers van percelen (niet-woningen).
  3. Een vast bedrag voor hemelwater voor de eigenaar van een perceel waarvan hemelwater in het gemengde riool wordt geloosd.

De tarieven van zowel de afvalstoffenheffing als de rioolheffing worden zodanig vastgesteld dat de geraamde kosten niet boven de geraamde baten uitkomen. Binnen Son en Breugel is 100% kostendekkendheid uitgangspunt voor de berekening van de tarieven.

De noodzakelijke verbeteringen en vervangingen van het rioolstelsel zijn systematisch in beeld gebracht. De hieruit voortvloeiende lasten zijn opgenomen binnen de tariefberekeningen. Voornoemde verbeteringen en investeringen zijn opgenomen binnen het overzicht nieuwe activiteiten zoals opgenomen in het vGRP 2016.

Kostendekkendheid afvalstoffenheffing en rioolheffing

Terug naar navigatie - Kostendekkendheid afvalstoffenheffing en rioolheffing

Op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten zijn gemeenten verplicht inzichtelijk te maken hoe bij de berekening van tarieven van heffingen, die hoogstens kostendekkend mogen zijn, wordt bewerkstelligd dat de geraamde baten de ter zake geraamde lasten niet overschrijden, wat de beleidsuitgangspunten zijn die ten grondslag liggen aan deze berekeningen en hoe deze uitgangspunten bij de tariefstellingen worden gehanteerd.

Onderstaande overzichten geven per heffing de totale lasten, de totale baten en het dekkendheidspercentage weer.

Dekkendheid afvalstoffenheffing 2023
Afval taakveld 7.3
Lasten milieustraat 632.020
Lasten overige afvalstromen 1.662.884
Kapitaallasten 7.263
Mutatie voorziening -208
Totaal kosten afval taakveld 7.3 2.301.959
Toerekenbare kosten vanuit andere taakvelden
Overhead taakveld 0.4 116.130
Kwijtschelding taakveld 6.3 38.710
BTW taakveld 0.11* 434.367
Totaal toerekenbaar 589.207
Totaal lasten 2.891.166
Baten afvalstoffenheffing taakveld 7.3 2.326.323
Baten milieustraat 75.000
Baten overige afvalstromen 303.070
Baten totaal 2.704.393
Dekkendheidpercentage afval 94%

 

* De omzetbelasting rekenen we conform artikel 229B van de gemeentewet toe. Deze toerekening is het gevolg van de invoering van het BTW compensatiefonds in 2003. Vanaf dat moment werd de BTW compensabel en werd tegelijkertijd een uitname uit het gemeentefonds gedaan.

 

Dekkendheid rioolheffing 2023
Riolering taakveld 7.2
Beheer en onderhoud riolering 783.937
Kapitaallasten 294.908
Mutatie voorziening -145.080
Totaal kosten riolering taakveld 7.2 933.766
Toerekenbare kosten vanuit andere taakvelden
Overhead taakveld 0.4 206.839
Kwijtschelding taakveld 6.3 28.000
Straatreiniging taakveld 2.1 77.959
Watertaken taakveld 5.7 68.660
BTW taakveld 0.11 181.495
Totaal toerekenbaar 562.953
Totaal lasten 1.496.719
Opbrengst rioolheffing taakveld 7.2 1.496.719
Baten totaal 1.496.719
Dekkendheidpercentage riool 100%

 

* De omzetbelasting rekenen we conform artikel 229B van de gemeentewet toe. Deze toerekening is het gevolg van de invoering van het BTW compensatiefonds in 2003. Vanaf dat moment werd de BTW compensabel en werd tegelijkertijd een uitname uit het gemeentefonds gedaan.

Leges

Terug naar navigatie - Leges

Wanneer de gemeente een bepaalde dienst levert, kunnen daarvoor leges worden geheven. De tarieven worden jaarlijks vastgesteld in de Tarieventabel behorende bij de Legesverordening. Net als riool- en afvalstoffenheffing moeten de tarieven dusdanig worden vastgesteld dat de geraamde baten niet boven de geraamde lasten uitkomen. De verschillende leges die worden geheven, worden in principe jaarlijks verhoogd met de daarvoor geldende inflatiecorrectie. Bij de vaststelling van een aantal tarieven, zoals voor reisdocumenten, moet rekening gehouden worden met van Rijkswege gestelde maximumtarieven.
Er mag geen winst gemaakt worden. Voor deze heffingen wordt gestreefd naar een 100% kostendekkend tarief.

Kostendekkendheid leges
Op grond van het besluit van 5 maart 2016 in het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) moeten gemeenten verplicht inzichtelijk maken dat de tarieven en heffingen hoogstens kostendekkend zijn. De geraamde baten mogen de geraamde lasten niet overschrijden.

Per hoofdstuk van de legesverordening 2022, is hieronder de kostendekkendheid weergegeven op basis van de geraamde baten en lasten. Hoofdstukken die niet zijn opgenomen in de plaatselijke legesverordening, zijn niet opgenomen in onderstaande tabel(len). Per titel in de legesverordening wordt gestreefd naar maximale kostendekkendheid, ondanks dat jurisprudentie de legesverordening als één geheel ziet en dus de legesverordening als geheel maximaal kostendekkend moet zijn. Tussen afzonderlijke hoofdstukken binnen een titel mag kruissubsidiëring worden toegepast. Opbrengsten uit leges van een bepaald hoofdstuk, mogen kosten binnen een ander hoofdstuk compenseren.

In onderstaande overzichten zijn per hoofdstuk en per titel de totale baten, de totale lasten en het kostendekkendheidspercentage weergegeven. De lasten zijn uitgesplitst in salaris, overhead en directe lasten. Hierbij is rekening gehouden met jurisprudentie over hetgeen wel en niet aan de leges mag worden toegerekend.

De salaris- en overheadlasten in titel 1 zijn toegerekend vanuit het taakveld 0.2 Burgerzaken. Op basis van de toegerekende salarislasten is het opslagpercentage voor de overhead bepaald.

Baten Salaris Overhead Lasten Percentage
Titel 1 Algemene Dienstverlening
Hoofdstuk 1 Burgerlijke stand -25.374 30.877 29.633 2.657 40%
Hoofdstuk 2 Reisdocumenten -37.226 82.340 79.022 22.130 20%
Hoofdstuk 3 Rijbewijzen -116.277 65.186 62.559 48.817 66%
Hoofdstuk 4 Verstrekkingen uit de basisregistratie personen -5.504 30.877 29.633 0 9%
Hoofdstuk 8 Vastgoedinformatie -519 6.862 6.585 7.021 3%
Hoofdstuk 9 Overige publiekszaken -17.877 34.308 32.926 14.658 22%
Hoofdstuk 10 Gemeentearchief 0 6.862 6.585 0 0%
Hoofdstuk 11 Huisvestingswet 0 0 0 0 0%
Hoofdstuk 12 Leegstandswet 0 6.862 6.585 0 0%
Hoofdstuk 16 Kansspelen 0 10.292 9.878 0 0%
Hoofdstuk 17 Telecommunicatie -7.299 6.862 6.585 0 54%
Hoofdstuk 18 Verkeer en vervoer -2.249 10.292 9.878 269 11%
Hoofdstuk 19 Kinderopvang 0 6.862 6.585 0 0%
Hoofdstuk 20 Diversen -4.305 20.585 19.755 78.944 4%
Totaal titel 1 -216.630 319.067 306.209 174.496 27%

 

De salaris- en overheadlasten in titel 2 zijn (voornamelijk) toegerekend vanuit het taakveld 8.3 Wonen en Bouwen, waaronder de bouwvergunningen vallen. Ook hier is op basis van de toegerekende salarislasten de overhead bepaald. De baten en lasten binnen titel 2 van de legesverordening hebben voornamelijk betrekking op hoofdstuk 2 en 3, vandaar is vanwege de samenhang besloten alle lasten toe te rekenen aan hoofdstuk 3 binnen titel 2 en is dit niet verder uitgesplitst. 

 

Baten Salaris Overhead Lasten Percentage
Titel 2 Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving / omgevingsvergunningen
Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen 0 0 0 0 0%
Hoofdstuk 2 Schetsplan / Conceptaanvraag omgevingsvergunningen / Verzoek principebesluit -6.202 0 0 0 -
Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning -752.235 324.042 310.983 133.652 98%
Hoofdstuk 4 Vermindering 0 0 0 0 0%
Hoofdstuk 5 Teruggaaf 0 0 0 0 0%
Hoofdstuk 6 Intrekking omgevingsvergunning 0 0 0 0 0%
Hoofdstuk 8 Bestemmingswijzigingen zonder activiteiten 0 0 0 0 0%
Hoofdstuk 9 Sloopmelding 0 0 0 0 0%
Hoofdstuk 10 In deze titel niet benoemde beschikking 0 0 0 0 0%
Totaal titel 2 -758.437 324.042 310.983 133.652 99%

 

De salaris- en overheadlasten in titel 3 zijn voornamelijk toegerekend vanuit het taakveld 0.2 Burgerzaken. 

 

Baten Salaris Overhead Lasten Percentage
Titel 3 Dienstverlening vallend onder Europese dienstenrichtlijn
Hoofdstuk 1 Horeca -1.845 6.862 6.585 33.066 4%
Hoofdstuk 3 Seksbedrijven 0 0 0 0 0%
Hoofdstuk 4 Verbod exploiteren bedrijf zonder benodigde vergunning 0 0 0 0 0%
Hoofdstuk 5 Marktstandplaatsen 0 6.862 6.585 0 0%
Hoofdstuk 6 Winkeltijdenwet 0 6.862 6.585 0  0%
Hoofdstuk 7 In deze titel niet benoemde vergunning, ontheffing of andere beschikking 0 3.431 3.293 0  0%
Totaal titel 3 -1.845 24.016 23.048       33.066 2%

Overige belastingen

Terug naar navigatie - Overige belastingen

Marktgelden
Marktgelden worden geheven van degene die een standplaats inneemt (of van degene aan wie een standplaats is toegewezen) op de wekelijkse warenmarkt.
Marktgelden zijn afhankelijk van het aantal strekkende meters frontlengte van de standplaats. Het tarief is verhoogd met de inflatiecorrectie (2,2%).

Precariorechten
In 2006 is notitie “Terrassenbeleid Son en Breugel” vastgesteld. Conform deze notitie is dit tarief met de inflatiecorrectie (2,2%) verhoogd. 

Kwijtscheldingsbeleid

Terug naar navigatie - Kwijtscheldingsbeleid

De gemeente is op grond van de Gemeentewet en Invorderingswet bevoegd kwijtschelding van gemeentelijke heffingen te verlenen. Met het oog op de administratieve lastenverlichting voor de burgers toetsen wij bij het inlichtingenbureau indien er eerder kwijtschelding is verleend of er geen belemmeringen zijn. Bij geen belemmering verlenen wij automatische kwijtschelding.

De kwijtscheldingsregels zijn vastgelegd in de Invorderingswet 1990 en de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. De gemeente heeft, als gevolg van artikel 255 van de Gemeentewet, slechts op 2 onderdelen beleidsvrijheid:

  • De raad kan bepalen dat er helemaal geen dan wel gedeeltelijke kwijtschelding wordt verleend.
  • De raad kan regels stellen met betrekking tot de wijze waarop de kosten van bestaan in aanmerking worden genomen die er toe leiden dat in ruimere mate kwijtschelding wordt verleend.

Op grond van het laatste onderdeel heeft de gemeente gekozen voor het voor 100% meenemen van de kosten van bestaan. Het bestaande beleid wordt hiermee voortgezet.

Kwijtschelding kan worden aangevraagd voor de volgende heffingen:

  • onroerendezaakbelastingen;
  • afvalstoffenheffing;
  • rioolheffing.

 

Overzicht tarieven

Terug naar navigatie - Overzicht tarieven
2021 2022 2023
OZB Eigenaar Woning 0,0877% 0,0841% 0,0754%
OZB Eigenaar Niet-woning 0,1898% 0,1969% 0,1954%
OZB Gebruiker Niet-woning 0,1565% 0,1623% 0,1610%
Afvalstoffenheffing 1-persoonshh 231,60 231,60 266,64
Afvalstoffenheffing meer-pers.hh 290,28 290,28 325,80
Reinigingsrechten 281,76 339,00 345,00
Rioolheffing woningen (afgekoppeld) 137,28 141,96 149,76
Rioolheffing woningen (niet-afgekoppeld) 187,28 191,96 199,76

 

Vergelijking buurgemeenten
In onderstaande tabel worden de eenheden gebruikt die het COELO toepast voor het bepalen van de woonlasten. Onderstaande tabel geeft inzicht in de gegevens over 2022 (afgerond op hele euro's).

 

Son en Breugel Nuenen Eindhoven Best Geldrop-Mierlo
OZB Eig. woning 0,0841% 0,1231% 0,10714% 0,0856% 0,0756%
OZB Eig. niet-woning 0,1969% 0,2411% 0,30377% 0,1993% 0,1792%
OZB Gebr. niet-won. 0,1623% 0,1935 0,21777% 0,1597% 0,1456%
Afvalstoffenheffing (*) (meerpers.huishouden) 290 402 347 323 338
Rioolheffing 142 160 233 177 199

 

(*): Diftar gemeenten worden door het COELO berekend op basis van vastrecht plus een gemiddeld aantal ledigingen (18 maal een grijze container van 140 liter en 7 maal een groene container van 140 liter). De aantallen van het COELO zijn gebaseerd op een landelijk gemiddelde. In de meeste diftar gemeenten is het gemiddelde aantal ledigingen vaak lager (zie hieronder bij Ontwikkeling lokale lastendruk).

Ontwikkeling lokale lastendruk

Jaar 2021 2022 2023(^)
WOZ-waarde 346.000 379.000 432.000
Wijziging WOZ-waarde - 9,54% 13,98%
OZB 303 319 326
Afvalstoffenheffing (meerpersoons) 290 290 326
Rioolheffing (afvalwater) 137 142 150
Rioolheffing (hemelwater) (#) 50 50 50
Totaal 780 801 852
% wijziging lasten t.o.v. t-1 - 2,7% 6,4%

(^): Inschatting op basis van de op 1 september 2022 bekende gegevens.
(#): Vanaf 2020 is de rioolheffing gedifferentieerd. Het hemelwater tarief wordt opgelegd aan eigenaren van objecten die niet zijn afgekoppeld. Wanneer er vanaf een perceel geen hemelwater wordt geloosd op het gemengde rioolstelsel wordt deze belasting niet geheven. Op deze manier hebben eigenaren zelf invloed op de totale lastendruk. Voor huishoudens die zijn afgekoppeld stijgen de totale lasten naar
€ 830,-.