Toelichting op de financiële positie

Inleiding
In deze paragraaf wordt kort toegelicht welke uitgangspunten zijn gebruikt voor de berekeningen in deze meerjarenbegroting. Tevens worden afwijkingen ten opzichte van voorgaande jaren toegelicht.

De gemeente Son en Breugel heeft zijn financiële uitgangspunten in de afgelopen jaren gebaseerd op 3 uitgangspunten.

  • Een reëel en structureel sluitende begroting.
  • Belastingen en andere baten heffen om ambities waar te maken.
  • Een goede risicobeheersing en een weerstandsvermogen van voldoende omvang om de risico’s op te kunnen vangen.

De financiële situatie van onze gemeente is gezond te noemen en dat willen we graag zo houden. Toch zijn er een aantal zaken die tot zorg leiden. Allereerst is er de herijking van het gemeentefonds. De eerste berichten daarover zijn weinig positief. Het onderzoek naar de herijking is opgedeeld in twee grote onderwerpen. De herijking van het sociaal domein en de herijking van het “klassieke” deel. De kleinere gemeente onder 20.000 inwoners lijken in deze plannen veel te moeten gaan inleveren.
Er zijn diverse initiatieven die de VNG willen bewegen het kabinet onder druk te zetten om er voor te zorgen dat gemeenten juist meer middelen krijgen voor de uitvoering van de taken.
Een tweede onderwerp van zorg is juist dat sociale domein. Al twee jaar op een rij lopen de kosten voor de gemeente Son en Breugel verder op. In samenwerking met uw raad wordt gewerkt aan een structurele oplossing voor dit probleem.
Een derde onderwerp van zorg is de corona crisis. Het college gaat ervan uit dat we zeker nog tot 1 juli 2021 rekening moeten houden met oplopende kosten, danwel achterblijvende inkomsten. Wel gaat het college ervanuit dat het rijk de gemeenten volledig compenseert.

Om de gemeentefinanciën goed op orde te houden is het belangrijk dat de begroting reëel en structureel in evenwicht is. Het reëel evenwicht houdt in dat de ramingen volledig, realistisch en haalbaar zijn. Als structurele lasten gedekt zijn door structurele baten is er sprake van structureel evenwicht.
Structurele baten en lasten
De begroting bevat zowel incidentele als structurele baten en lasten. De structurele baten en lasten zijn regel (ze omvatten het overgrote deel van de begroting) en de incidentele baten en lasten vormen de uitzondering op die algemene regel. Structurele baten en lasten zijn de baten en lasten die in beginsel jaarlijks in de begroting en meerjarenraming zijn opgenomen. Voorbeelden van structurele baten zijn: de algemene uitkering uit het gemeentefonds en de inkomsten uit de OZB.
Voorbeelden van structurele lasten zijn: de personeelslasten van de vaste formatie en de reguliere onderhoudskosten van de kapitaalgoederen. De structurele baten en lasten kunnen uiteraard wel per jaar in omvang variëren.
Voor het begrip incidenteel kan gedacht worden aan baten en lasten die zich gedurende maximaal drie jaar voordoen, of de baten en lasten worden voor een bepaalde duur in de begroting opgenomen. Het is daarbij van belang dat het gaat om ‘eenmalige zaken’. Een begroting of jaarrekening zal ieder jaar een bedrag van dergelijke eenmalige zaken bevatten. Het zijn vooral de uitschieters die er echt toe doen.
Voorbeelden van incidentele baten zijn ontvangen subsidies en (specifieke) uitkeringen, boekwinst bij verkoop van tafelzilver (stille reserves), eenmalige (grote) bouwleges of winsten uit grondexploitaties.
Voorbeelden van incidentele lasten zijn extra afschrijvingen bij activa in de openbare ruimte met maatschappelijk nut, lasten ten gevolge van incidenteel (nieuw) beleid, verstrekte subsidies en uitkeringen of verliezen uit de grondexploitatie.

Door de gemeente worden OZB, afvalstoffenheffing, rioolheffing en diverse andere belastingen, zoals leges, opgelegd aan de burger. Het uitgangspunt hierbij is dat de OZB wordt geïndexeerd met het percentage van de gewogen kostenontwikkeling en dat de heffingen en leges 100% kostendekkend zijn. De gemeente Son en Breugel kiest ervoor een zelfstandige gemeente te blijven. Mochten er extra financiële middelen nodig zijn om de dienstverlening op peil te houden, dan vinden wij het verantwoord om daarvoor de OZB geleidelijk op te trekken naar het niveau van het regionale gemiddelde.

Ambities kunnen niet gerealiseerd worden zonder risico’s te nemen. Het is belangrijk dat uw raad zich bewust is van de risico’s die horen bij het beleid van de gemeente en dat zij hierop stuurt.
Of de gemeente in staat is de gevolgen van de risico’s op te vangen zonder dat het beleid of de uitvoering daarvan in gevaar komt, wordt uitgebreid weergegeven in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing
In deze begroting heeft een actualisatie plaatsgevonden van de weerstandscapaciteit, de risico’s en het weerstandsvermogen.

Rol gemeenteraad
Net zo goed als sommige mensen in de privésfeer bereid zijn om meer of minder financiële risico te nemen (door bijvoorbeeld een hogere of lagere hypotheek af te sluiten), geldt dit ook voor gemeenten. Zo kan een gemeente er voor kiezen om minder financiële risico’s te lopen door de schuld af te bouwen, maar dit betekent automatisch dat er minder middelen beschikbaar zijn om te investeren.
De raad stelt de kaders die gehanteerd worden bij het bepalen van de risico's. De belangrijkste indicator is de ratio weerstandsvermogen. De raad bepaald onder welke grens de beschikbare weerstandscapaciteit wordt aangevuld, ofwel dat extra inspanningen worden gedaan om de benodigde weerstandscapaciteit terug te brengen.
In de paragraaf weerstandsvermogen zijn ook nog een aantal andere indicatoren opgenomen die een beeld geven van de financiële positie van de gemeente Son en Breugel.

Indexen
Voor de begroting 2021 en verder zijn de volgende indexen gebruikt. Deze zijn vastgesteld bij de kadernota 2020 in uw vergadering op 2 juli 2020:

Loonkostenindex en materiële kostenindex
Voor de indexering wordt aansluiting gezocht bij de Macro Economische Verkenning van september 2019. We gebruiken daaruit voor de loonkostenindex de loonvoet sector overheid en voor de materiële kostenindex de prijs netto materiële overheidsconsumptie (imoc). Deze indexen hebben we ook vorig jaar gehanteerd. De gemeenschappelijke regelingen Veiligheidsregio Brabant Zuidoost, GGD Zuidoost Brabant, Metropoolregio Eindhoven en Omgevingsdienst Zuidoost Brabant gebruiken deze ook.
Voor 2021 e.v. gaan we voor de loonkostenindex uit van 2,8% en voor de materiële kostenindex uit van 1,6%. Als we deze cijfers tegen het meerjarenperspectief van de vorige begroting afzetten dan geeft dit een daling van de loonkosten van 0,6% en blijven de (materiële) budgetten gelijk. De financiële gevolgen worden meegenomen in de begroting. Vanaf 2021 wordt er anders omgegaan met de stelpost. Tot nu toe was het gebruikelijk de stelpost te cumuleren. Waarbij het bedrag van het eerste jaar werd bijgeraamd voor de komende jaren. Het cumulatieve deel werd op een stelpost gezet. Nu wordt het begrotingsjaar bijgeraamd en hetzelfde bedrag op de stelpost gezet. Daarmee wordt de stelpost lager in de latere jaren.

Gewogen kostenontwikkeling

Omdat de begroting voor ongeveer de helft bestaat uit salariskosten en voor de helft uit materiële budgetten bestaat, wordt voorgesteld om beide indexen voor 50% mee te laten tellen in de gewogen kostenontwikkeling en deze op 1 cijfer achter de komma af te ronden. Dit resulteert in het volgende percentage van 2,2%.

De gewogen kostenontwikkeling is dan het percentage dat gebruikt wordt als men bepaalde inkomsten met het inflatiepercentage wil verhogen, zoals OZB-tarieven en leges.
Voor de meerjarenbegroting 2020 – 2023 was het gewogen kostenontwikkeling 2,5%. Voor de begroting 2021 e.v. hanteren we nu 2,2%.

Ten opzichte van voorgaande jaren willen we in deze kadernota ook het uitgangspunt vastleggen voor het indexeren van subsidiëring aan professionele organisaties en niet-professionele organisaties. Gezien de toenemende inflatie en cao-afspraken (professionele organisaties) is het gebruikelijk om de verleende subsidies te verhogen met een index. Voorgesteld wordt om het gewogen kostenontwikkeling indexpercentage hiervoor toe te passen.

Indexcijfers MJB 2021-2024 2021 2022 2023 2024
Loonkostenindex 2,80% 2,80% 2,80% 2,80%
Materiële kostenindex 1,60% 1,60% 1,60% 1,60%
Tariefopbrengsten / inkomsten 2021 2022 2023 2024
Gewogen kostenontwikkeling 2,20% 2,20% 2,20% 2,20%

 

Rente

Tot nu toe was het binnen de gemeente Son en Breugel gebruikelijk rente te berekenen over het eigen vermogen. Hierdoor wordt een “vergoeding” berekend over het eigen vermogen (= een eigen financieringsmiddel) van de gemeente. De gemeente heeft de keuze om deze rente als baten op te nemen in de begroting – ook wel aangeduid als bespaarde rente. Of de gemeente kan ervoor kiezen deze rentevergoeding toe te voegen aan de reserves/het eigen vermogen. Wanneer een bedrag gelijk aan deze vergoeding daadwerkelijk wordt toegevoegd aan het eigen vermogen
kan dit ook worden beschouwd als een “inflatievergoeding” om “de waarde” van het eigen vermogen (koopkracht) in stand  te houden.

Deze systematiek creëert een fictieve rentelast en leidt naar het oordeel van de commissie BBV tot het (onnodig) opblazen van de programmalasten en gaat daarmee ten koste van de eenvoud en transparantie. Al in 2027 heeft de commissie daarom de aanbeveling gedaan om geen rente over het eigen vermogen te berekenen. Tot nu toe is deze aanbeveling niet door ons overgenomen. 

Vanaf de begroting 2021 hanteren wij niet langer de methode van de bespaarde rente. Belangrijkste reden daarbij  is nu de aanhoudende lage rentestand en de verwachting dat dit nog wel even zal blijven. Bij het aanhouden van bespaarde rente zal de rekenrente in 2021 van 1% toch al terug lopen naar 0,5%, met het afschaffen komen we op 0% rekenrente. 

Een tweede argument is dat het berekenen en verwerken van rekenrente een arbeidsintensief proces is en wat uiteindelijk nauwelijks iets oplevert. 

 

Renteschema %
Bespaarde rente over voorziening verliesgevende complexen bouwgrond 2,00%
Rente grondexploitatie 0,06%
Rente activa 0,00%

In de paragraaf financiering is het totaal van de rente en doorberekening van de rente opgenomen.