Toelichting op de financiële positie

Toelichting op de financiële positie

Terug naar navigatie - Toelichting op de financiële positie

Inleiding
In deze paragraaf wordt kort toegelicht welke uitgangspunten zijn gebruikt voor de berekeningen in deze meerjarenbegroting. Tevens worden afwijkingen ten opzichte van voorgaande jaren toegelicht.

Indexen
Voor de begroting 2019 en verder zijn de volgende indexen gebruikt. Deze zijn vastgesteld bij de kadernota 2018 in uw vergadering op 5 juli 2018:

Indexcijfers MJB 2018-2021 2019 2020 2021 2022
Loonkostenindex 2,70% 2,70% 2,70% 2,70%
Materiële kostenindex 1,40% 1,40% 1,40% 1,40%

Loonkostenindex en materiële kostenindex
Voor de indexering hebben we aansluiting gezocht bij de Macro Economische Verkenning van september 2017. We gebruiken daaruit voor de loonkostenindex de loonvoet sector overheid en voor de materiële kostenindex de prijs netto materiële overheidsconsumptie (imoc). Deze indexen hebben we ook vorig jaar gehanteerd. De gemeenschappelijke regelingen Veiligheidsregio Brabant Zuidoost, GGD Zuidoost Brabant, Metropoolregio Eindhoven en Omgevingsdienst Zuidoost Brabant gebruiken deze ook.

De huidige cao loopt van 1 mei 2017 t/m 1 januari 2019. Voor 2018 is afgesproken dat salarissen per 1 januari stijgen met 1,5%.Per 1 juli 2018 stijgt het Individueel Keuzebudget met 0,25 procentpunt.
Voor de nieuwe berekening van de salarissen wordt als startpunt de salarissen in januari 2018 gehanteerd.

Voor 2019 e.v. gaan we voor de loonkostenindex uit van 2,70% en voor de materiële kostenindex uit van 1,40%. Als we deze cijfers tegen het meerjarenperspectief van de vorige begroting afzetten dan geeft dit een stijging van de loonkosten van 1,30% en een stijging van de (materiële) budgetten met 0,60%. De financiële gevolgen worden meegenomen in deze kadernota. Een deel van de stijging wordt gecompenseerd met de verhoging van de algemene uitkering in de maartcirculaire.

Gewogen kostenontwikkeling
Omdat de begroting voor ongeveer de helft bestaat uit salariskosten en voor de helft uit materiële budgetten bestaat, wordt voorgesteld om beide indexen voor 50% mee te laten tellen in de gewogen kostenontwikkeling en deze op 1 cijfer achter de komma af te ronden. Dit resulteert in het volgende percentage:

Tariefopbrengsten / inkomsten 2019 2020 2021 2022
Gewogen kostenontwikkeling 2,1% 2,1% 2,1% 2,1%

De gewogen kostenontwikkeling is dan het percentage dat gebruikt wordt als men bepaalde inkomsten met het inflatiepercentage wil verhogen, zoals OZB-tarieven en leges.
Voor de meerjarenbegroting 2018 – 2021 was het gewogen kostenontwikkeling 1,1%. Voor de begroting 2019 e.v. hanteren we nu 2,1%.

De indexpercentages die worden gehanteerd voor de begroting van het jaar 2018 zijn de percentages uit de Macro Economische Verkenning. Dit uitgangspunt wordt in de regio gehanteerd en ligt ook vast in de financiële verordening.
Het gaat om de "Loonvoet sector overheid" voor de index van de lonen en de "Prijs netto materiële overheidsconsumptie (imoc)" voor de index van de prijzen.
Voor de index lonen geldt dat kan worden afgeweken als cao onderhandelingen/afspraken hier aanleiding toe geven.

Rente
Zoals in het boekwerk kadernota is aangegeven is het door de wijzigingen van de commissie BBV niet meer mogelijk om voor alle onderdelen binnen de begroting met eenzelfde rente te rekenen.
Voor de begroting 2019-2022 zijn de volgende rentepercentages gebruikt:

Renteschema %
Bespaarde rente over reserves 1,20%
Bespaarde rente over voorziening verliesgevende complexen bouwgrond 2,00%
Rente grondexploitatie 0,37%
Rente activa 1,00%

In de paragraaf financiering is het totaal van de rente en doorberekening van de rente opgenomen.